Hélène Cals, Nederlandse diva

Zingen is waarnemen; is tasten en aanvoelen met gehoor en verstand” Rose Schönberg*                                                

Geen instrument is moeilijker te bespelen dan de menschelijke stem, maar  geen instrument ook geeft, mits goed bespeeld, grootere voldoening dan die stem, die in direct contact staat met de ziel, zodat iedere nuance van het gevoel er in tot uiting kan komen. Vandaar dat een zangpaedagoog een zoo groote verantwoordelijkheid op zich laadt, telkens als hij of zij een leerling aanmoedigt om het materiaal, dat de natuur schonk, tot verdere ontwikkeling te brengen.” Rose Schönberg is wel een van hen, die zich daarvan reeds ten volle bewust was, toen zij nu (1937) juist vijf en twintig jaar geleden, zich in de hoofdstad vestigde en daar de methode ging propageeren van haar Berlijnsche leerares, de beroemde Etelka Gerster-Gardini; een methode die nog altijd den grondslag vormt van haar systeem van les geven, dat in den loop van een kwart eeuw werd uitgebouwd, geperfectioneerd. Verderop in het interview* vinden we de voor ons relevante passage:Aan Hélène Cals heb ik als leerlinge en vriendin de aangenaamste herinneringen. Een frêle, opgeschoten meisje van zeventien jaar, kwam op mijn spreekuur zich melden. Zij was een natuurtalent, want toen ik haar vroeg om mij de muziek te laten zien, die ze had meegebracht en waarvan zij mij het een en ander zou kunnen voorzingen, kreeg ik als antwoord dat ze niets bij zich had, want dat ze nooit noten had geleerd. ,,Maar kind“ zei ik ,,dan ben je bij mij niet terecht”. ,,Ik kan wel zingen en spelen mevrouw”antwoordde zij. Zij ging aan de vleugel zitten en toen zij allerlei aria’s speelde en zong uit opera’s die zij had gehoord, toen was het mij, alsof de hemel voor mij open ging. Wat zij in haar hoofdje kreeg scheen ze na te kunnen zingen. En hoe! ,,Kind,” zei ik bewogen, ,,je bent wel bij mij terecht!” Ik was gelukkig dit toen nog kleine stemmetje te vormen en ontwikkelen. Héél subtiel heb ik dat dan ook gedaan, want zo lang het meisje frêle en teer bleef, moest ik haar stem klein van omvang houden. Naarmate zij zich lichamelijk meer ontwikkelde, ontdekte ik haar bijzondere gaven als coloratuurzangeres. Wie haar hoorde was opgetogen; ik herinner mij het enthousiasme van Roeske* eerst, van Louis Zimmermann* daarna, Pierre Monteux* tenslotte, die haar, nadat hij haar samen met den eersten concertmeester van ons beroemd Concertgebouw Orkest had gehoord, dadelijk engageerde voor een volksconcert. Ik denk vooral aan de opgetogenheid van de Italiaanschen dirigent Ferrari, die Hélène zo graag voor de rol van Mimi in Bohème had geëngageerd, maar hier stuitte op tegenstand van de ouders. Welk een schitterende loopbaan als operazangeres was voor deze begaafde vrouw weggelegd.”                                                                                                                                               

In dit interview waarin door haar lerares, zo treffend het begin van de zang opleiding van Hélène wordt weergegeven werd ook de Maastrichtse José Candel eervol als een leerlinge van haar genoemd.                                                          

Hélène was uit Limburgse ouders geboren. Haar vader was Emil (Martin Hubert Emil) Cals (1876) een telg uit een uitgebreide en bekende familie uit Sittard. Hij was leraar in de Duitse taal. Hij huwde in Maastricht met Thérèse Niël (1877) op 17 november 1902, waarbij de getuigen waren Jules (Egidius) Niël, Jean Niël, Josef Cals en Louis Close. Wij kennen de bruid Thérèse ondermeer als zus van deze Jules (Egidius), die de vader van Math Niël was. Van Thérèse is bekend dat ze een mooie zangstem had en een goede modiste was. De jonggehuwden trokken naar Watergraafsmeer waar Emiel Cals aan een Gymnasium ging les geven. Uit dit huwelijk werden twee dochters geboren: Hélène Theresia Emilia op 25 juli 1903 en Antonia Maria (Tonnie) op 13 augustus 1918. Omdat haar zus zoveel jaren later ter wereld kwam groeide Hélène als enig kind op. Zij was dan ook heel blij met de familiecontacten in Maastricht waar zij vaak logeerde. Zij kon dan plezier maken bij grootmoeder  (Meerke), met haar nichtje Hélène Niël en oom Jules(Egidius) en toen ze zo tien jaren oud was vermaakte ze zich kostelijk met tante Gertrude Niël. Tante was toen een bekende actrice en sopraan in Maastricht; ongetwijfeld is Hélène door haar tante tot de klassieke zang  geïnspireerd. Met haar is in het verdere leven van Hélène een bijzondere band gebleven.                                                                                                                

De familie Cals was voor haar een beetje anders; zeer gelovige mensen met  tantes die kloosterzuster waren en een neef die zelfs tot bisschop werd gewijd   (Monseigneur H.Cobben). B. A. Th. Close* schrijft in de inleiding van ’11  generaties Cals’: ”In mijn ouderlijk huis speelde klassieke muziek, en met name  belcanto, een belangrijke rol. De animo hiervoor werd ons kinderen met de  spreekwoordelijke paplepel ingegoten. In de veertiger en vijftiger jaren werd  elke zondagmiddag naar de radio-uitzending vanuit Brussel geluisterd. Het kon  dan gebeuren dat het gemoed van mijn vader volschoot. Wat was namelijk het  geval? Een van zijn nichten, Lène Cals uit Limburgse ouders geboren te  Watergraafsmeer kwam geregeld naar Sittard op  familiebezoek, ook bij mijn vader thuis, alwaar een piano stond. Tijdens deze  familiebezoeken musiceerden neef en nicht: zij zong, hij begeleidde. Later,  tijdens de radio-uitzendingen, kwamen de herinneringen uit zijn jonge jaren  boven.”                                   

Hélène heeft een indrukwekkende carrière doorlopen, waarin zij met haar schitterende stem een rijpingsproces tot complete sopraanzangeres doormaakte. Het zou in het kader van dit verhaal te ver voeren om haar hele carrière te beschrijven. We richten ons in het bijzonder op de feiten die door haar ouders als belangrijk werden ervaren of die ons een beeld geven van de voor haar relevante opkomst van de opname- en geluidtechniek.                                                                                       

Hélène vertelde in interviews, hoe haar zangontwikkeling was begonnen. Toen, in de tijd dat ze de academie voor beeldende kunsten bezocht om zich op de schilderkunst toe te leggen, hoorde de koordirigent Alphons Vranken haar in huiselijke kring zingen. Hij was een goede vriend van vader Cals, van uit hun schooltijd in Rolduc. Hij was laaiend enthousiast en met enige moeite wist hij Emil Cals over te halen om zijn dochter te laten voorzingen.                                

Dat verhaal heeft Mevrouw Rose Schönberg in onze inleiding verteld. De pedagoge nam meerdere jaren de tijd voor de zangontwikkeling van haar pupil,  vooraleer zij op belangrijke podia werd gelanceerd. In het opbouwtraject zong ze onder andere in meerstemmige zanggroepen en in koren. Toen de tijd rijp was introduceerde Rose haar bij de grote namen, met gevolg dat ze in 1927 een schriftelijke uitnodiging kreeg van de beroemde dirigent Pierre Monteux voor een volksconcert met het Concertgebouworkest. Die brief hebben we voor U gekopieerd.                                          Hélène moest beroepshalve veel reizen, in Nederland en vooral in Duitsland.   Toen ze op weg was met haar mentrice mevrouw Rose Schönberg liep de reis bijna fataal af. In een krantenartikel van augustus 1928, werd gewag gemaakt van een auto-ongeluk in Tirol, bij het dorp Bruck Fusch.  ”De bekende Hollandse zangpaedagoge mevrouw R. Schönberg, die met een leerlinge een tocht maakte, werd hierbij vrij ernstig gewond. Door het weigeren van de stuurinrichting reed de auto tegen een boom op, waarbij mevrouw Schönberg een lichte hersenschudding, kneuzingen en eenige wonden opliep. De leerlinge, mej. Cals, kreeg behoudens enkele schrammen, weinig letsel, terwijl de chauffeur, wien het stuurrad in het lichaam drong, tengevolge van een longbeschadiging er ernstig aan toe is”

Populair door radio en grammofoon

Zij zong in negentien negenentwintig en in negentien dertig voor de Duitse radio en verwierf in de crisis van de dertiger jaren als enige artieste een meerjarencontract bij de A.V.R.O. Hélène had toen ook een contract met de grammofoonmaatschappij Odeon. Op sommige opnames wordt ze op piano begeleid door de geboren Venlonaar Pierre Palla*.                                                                 

In een interview* uit 1930 werd zij gepresenteerd als de radio en grammofoon –zangeres uit de pioniertijd.                                                Daarin verhaalt ze eerst over de tijdklok die je bij de opname in de gaten moet houden en soms moet je het uit te voeren werk  besnoeien om binnen de limiet te blijven (van de speeltijd van één kant van een grote 78 toeren  plaat). Als alles goed is gerepeteerd wordt een proefopname met een wasrol gemaakt. Is alles naar wens, dan wordt met de eigenlijke opname begonnen. Zij vertelt hierover:”Natuurlijk geef je het beste wat je hebt, maar o wee als de begeleidende omstandigheden niet meewerken. In Duitschland is het me gebeurd, dat een, overigens prachtig geslaagde opname totaal verknoeid werd door een obstinaat getik in de verwarmingsbuizen….En een ander maal heb ik  een aria uit Lakmé van Delibes zeven maal moeten herhalen omdat de accompagnateur die het klokkenspel bediende, telkens in zijn partij bleef steken…Tenslotte nam de dirigent de taak van hem over en met succes, maar toen had ik mijn aria, voortdurend in uiterste concentratie, acht maal gezongen… “                  De microfoon was in ontwikkeling en een belangrijke nouveauté, vandaar dat de interviewer aan Hélène vroeg: ”Geven de grillen van de microfoon ook bijzondere moeilijkheden ?” Het antwoord van haar leert hoe een topartieste met de microfoontechniek omging. ,,Inderdaad moet hierbij op allerlei dingen gelet worden: ondermeer op houding en juisten afstand. Je verplaatsen tijdens de zang geeft kans op krakende vloerplanken met fatale gevolgen… Tijdens de opname zit een ingenieur met koptelefoon voortdurend mee te luisteren en bij te regelen, doch deze zeer kundige technici zijn geen muzikanten, hetgeen zekere bezwaren inhoudt. Veel vaker en regelmatiger dan voor de grammofoon treed ik op voor de radio en hier is het personeel door de langdurige samenwerking, geheel op mijn werkwijze ingesteld. De ervaring als radiozangeres heeft mij ook geleerd dat de kopklank die bij vrouwenstemmen iets penetrants heeft, door de radio te scherp overkomt. Ik heb mij daarom aangewend, bij de hoge tonen mijn stem in te houden en het hoofd ietwat van de microfoon af te wenden. Met het gevolg, dat toen ik voor het eerst weer in de concertzaal optrad, men er mij na afloop attent op maakte, dat de koptonen matter hadden geklonken dan voor mijn radiotijd. Onwillekeurig had ik dus hier dezelfde methode toegepast. Door nauwlettende zelfcontrole, heb ik dit euvel weer gecorrigeerd, zoodat ik nu bewust met de verschillende eischen van  studio en concertzaal rekening houd.”                                                                                                                   

In het interview werd aan Hélène Cals gevraagd welke soort muziek zij het liefst zingt. “Uiteraard voel ik mij vooral aangetrokken tot het dramatische genre; ook tot oratoriumwerk als Berlioz’,,Damnation” en Verdi’s ,,Requiem”. Maar bovenal tot Mozart. Ook oude Italiaansche aria’s van Mozarts tijdgenooten en voorgangers – een Cimarosa een Paësiello en laat ik Schuberts liederen niet vergeten.”                                                                                                                                 

Het antwoord op de vraag naar haar toekomstplannen krijgt een wending waarin haar sociaal engagement blijkt. “Dit voorjaar zullen grammofoonopnamen voor de Odeon te Parijs worden gemaakt. En voor de komende zomer zijn besprekingen gaande met de B.B.C.  Mijn toekomstdroom blijft altijd; concerttournees maken in het buitenland.”  Hiermee maakte ze als het ware een bruggetje naar het signaleren van een sociaal probleem bij de musici. “Door de, ook in Europa voelbare, economische crisis weerden de andere landen de optredens van buitenlandse solisten. Nog liever stellen zij zich tevreden met middelmatige krachten uit eigen land. Hierdoor is het debiet voor Nederlandse artiesten in den vreemde minimaal geworden, zo betoogt Hélène. In ons eigen land is men allerminst geneigd om een landgenoot een voorkeur te geven boven vreemdelingen, die gastvrij onthaald worden. Voor de landgenoot is er dan geen emplooi, te meer daar ons land geen eigen opera-instituut heeft. Wat voor toekomst moeten wij zangpedagogen aan de jonge talenten voorspiegelen. Werkeloosheid in het buitenland. Of hongerlijden in het lieve vaderland, of een of twee keer per seizoen van je zuurverdiende spaarduitjes een liederavond voor een zaal met vijftig mensen om althans niet helemaal in vergetelheid te geraken. De vooruitzichten van Nederlandse musici , in het bijzonder voor zangers en zangeressen is somberder dan ooit te voren.”  

In huiselijke kring werd Hélène door haar ouders ondersteund. Dat ging op hun eigen wijze. Aanvankelijk zag haar vader Emil er tegen op dat zijn dochter zangeres zou worden. Vanuit zijn visie als degelijke katholieke leraar was dat wel begrijpelijk; hij zag allerlei verleidingen voor zijn dochter in het frivole artiestenmilieu opdoemen. Maar hij stond wel achter haar zeer consciëntieuze zangopleiding bij Rose Schönberg. Toen die zover gevorderd was dat er serieuze belangstelling was van uit Italië, werkte hij die mogelijkheid voor een engagement tegen. Misschien wel een goede beslissing omdat later de meningen bij deskundigen, op grond van zangtechnische argumenten tegengesteld waren. Men twijfelde aan het volume van haar stemgeluid om op toneel te zingen en vond dat ze een prachtige microfoonstem had. Ook had men haar nog niet zien acteren, bewegen op toneel.                                                                                                                                               

 

De grote liefde van Emil voor zijn inmiddels bekende dochter spreekt uit een Sinterklaas gedicht* van zijn hand:

 

Dit doosje blanke postpapier  

Is voor mijn lieve artiste,     

Die ik helaas maar al te vaak

In mijn omgeving miste. 

 

Zij kan nu, zeker als ze wil

Mij heel vaak brieven schrijven,

En dat zij niet artiste slechts

Maar ook mijn kind wil blijven.

 

Artisten zijn we allen wel

Op het tooneel der Aarde,

Maar ieder speelt zijn eigen rol

Van veel of weinig waarde. 

 

Maar vroeg of laat is ’t spel gedaan

Dan zakken de gordijnen.

Dan moet men voor den Regisseur

Van het aardtooneel verschijnen.

 

Ik hoop mijn allerliefste kind

Dat jij den prijs zult halen.   

Dat eens je engelreine stem 

Ruische door ’s Hemels zalen. 

 

Dan zal het je aan eerbetoon 

En hulde niet mankeren, 

Als duizenden rond om Gods troon

Voor jou applaudisseeren.

 

Een paar jaar later moest hij van zijn jong gestorven dochter afscheid nemen. Hij zal ongetwijfeld aan zijn Sinterklaasgedicht teruggedacht hebben.       

Hoewel geboren in Amsterdam was Hélène in wezen een Limburgse jonge vrouw. Zij had talent en het geluk om zich onder goede leiding van Rose Schönberg tot een grote mezzosopraan te kunnen ontwikkelen. Haar erkenning als topzangeres werd door alle muziekgrootheden in Nederland en Duitsland gegeven. Zij was de eerste klassieke zangeres in Nederland die door grammofoonplaten en radio-uitzendingen grote bekendheid verwierf. Haar dood op jonge leeftijd liet haar naasten en haar ontelbare bewonderaars in groot verdriet achter.

Dit is het eerste deel van ons levensverhaal van de grootste Limburgse sopraan. De rest van het verhaal kunt U lezen in het boek ‘High in the Sky’  (zie onze webshop). Als U vragen heeft over Hélène Cals kan stichting Maniel U misschien van antwoord dienen.                                                                                     

2018